Persoonlijk

Een overnamebod in het weekend

Een week voor ons huwelijk stond ik op een zaterdagmiddag in een winkel in Amsterdam mijn trouwpak te passen. In het kleedhokje ging mijn pieper af. In het schermpje verscheen het thuisnummer van een van de leden van Raad van Bestuur van ABN Amro.

In september 1999 trouwde ik, overigens met iemand die ik op het werk had leren kennen. “Een bankstel,” heette dat binnen de organisatie. We waren de enigen niet.

Een week vóór ons huwelijk stond ik op een zaterdagmiddag in een winkel aan de Prinsengracht mijn trouwpak te passen. In het kleedhokje ging mijn pieper af. Die hadden we toen nog, naast onze mobiele telefoon. In het schermpje verscheen het thuisnummer van Rijkman Groenink, die een paar maanden later tot veler verrassing tot de nieuwe bestuursvoorzitter van de bank zou worden benoemd.

Al enigszins bevangen door de stress van het naderende huwelijk mompelde ik een verwensing. Door het gordijn van het pashokje riep ik mijn toekomstige echtgenote toe: “Ik bel straks wel.” Maar zij zei: “Doe het nu nou maar, dan ben je er ook vanaf.”

Rijkman klonk korzelig en ongeduldig toen hij de telefoon opnam. “Waarom bel je nu pas? Heb je vanochtend de Financial Times gelezen?” Jazeker, de voorpagina daarvan opende met een artikel dat National Westminster, een Britse bank, zich tegen een ongewenst overnamebod wilde beschermen door aansluiting te zoeken bij een buitenlandse partner.

“Het gaat gebeuren, Jules,” zei Rijkman. “We zijn gisteravond door ze gebeld.“ Jan Kalff, de CEO, die zoals ik wist in het buitenland was, had zijn reis afgebroken en was onderweg terug naar Amsterdam, vertelde hij. Raad van Bestuur, commissarissen, juristen, investment bankers, kortom alle ‘usual suspects’, werden door Rijkman naar het hoofdkantoor gedirigeerd. Ik dus ook.

“Ik kom zo snel mogelijk. Even mijn trouwpak afmaken,” zei ik. “Nee, nu,” klonk het dwingend. “We gaan ons overnamebod morgen aankondigen, voordat de beurzen in Azië opengaan. Er is veel werk aan de winkel en de klok tikt door.”

Mijn verloofde en ik lieten onze fietsen op de gracht staan en namen een taxi naar Amsterdam Zuid. In de auto zat ik haar er al op voor te bereiden dat onze huwelijksreis wel eens uitgesteld zou kunnen worden als zo’n grote fusie eraan kwam. Ze keek me verbouwereerd en verontwaardigd aan. “Ze kunnen het echt wel een paar weken zonder jou, hoor!” Misschien. Maar dit spektakel zou ik voor geen goud willen missen, dacht ik bij mezelf. Een duivels dilemma vond ik het op dat moment, de sukkel die ik was.

Het nieuwe hoofdkantoor aan de Zuidas was een paar maanden eerder in gebruik genomen. De toeritten waren nog niet af en rondom het gebouw was het een zandwoestijn met kuilen en steenhopen. Ik zei mijn verloofde gedag in de taxi en baande me een weg naar de weekendingang. De elektrisch bediende deur zwaaide al open en een bewaker kwam naar buiten. “Zo, mijnheer Prast, bent u daar eindelijk. De heren boven informeerden zojuist nog of u al in aantocht was. Ze zitten op u te wachten.”

Door verlaten gangen kronkelde ik naar de lift. Bij de entree van de bestuursvleugel zat geen bode. In de verte zag ik door de matglazen ramen van de commissarissenzaal de contouren van bewegende personen. Geroezemoes was hoorbaar en een onmiskenbare walm van sigarenlucht kwam me tegemoet. Een vertrouwd sfeerbeeld. Ik verdween eerst nog even in het toilet om mij te verfrissen voordat ik me in de ‘pressure cooker’ daarbinnen zou wagen.

Toen ik op de deur van de vergaderzaal klopte, werd het even stil. “Binnen,” klonk toen een stem. Ik drukte de klink in, duwde, en stond opeens oog in oog met zo’n vijftien oude vrienden. “Surprise! Vrijgezellenavond!” riepen ze. Sommigen zaten ongegeneerd op de vergadertafel en anderen met hun voeten op de bekleding van de dure designstoelen. De sigaren hadden ze zelf meegenomen, maar de biertjes had Rijkman laten klaarzetten. Die was zelf student geweest.

Voordat ik mij gewillig liet afvoeren (gelukkig niet verkleed in een apenpak of iets dergelijks, dat doen namelijk alleen provincialen van buiten de stad), belde ik hem vanaf mijn mobiele telefoon nogmaals thuis op. “Je wordt bedankt, hoor,” zei ik, gespeeld verongelijkt. Dat ik me überhaupt dat verhaal over NatWest op de mouw had laten spelden, schoot er door me heen. Als het echt waar geweest was, dan had ik het toch al eerder hebben moeten weten.

“Geniet er maar van, jongen,” antwoordde Rijkman hartelijk. “Bij mijn eigen huwelijk ging het net zo. Toen ben ik er ook door iemand van de Raad van Bestuur met een verzonnen verhaal ingeluisd. Ik vond het leuk er nu zelf aan mee te werken.”

Als bestuursvoorzitter heeft hij jaren later veel publieke kritiek te verwerken gekregen. In mijn tijd bij de bank had ik nooit enig probleem met hem, integendeel. Hij was één van de moderner denkende bestuurders, heel toegankelijk en altijd open voor ons, jongens en meisjes van de communicatie.

4 gedachten over “Een overnamebod in het weekend

Reageren