Persoonlijk

Reizen, deel 1: Vreemde bestemmingen

Als kind wilde ik, evenals vele anderen, brandweerman worden, of piloot. Uitslaande branden hebben met het voortschrijden der jaren hun bekoring verloren, maar vliegen heeft altijd zijn aantrekkingskracht behouden, zij het dat ik het nooit verder dan tot passagier heb geschopt.

Tijdens mijn jeugd en als student bleef het nog beperkt tot enkele vakantievluchtjes. Het grote avontuur begon pas daarna. Ik vond het geen straf om na mijn studie als dienstplichtige op een vliegbasis te moeten wonen en werken, zelfs al scheerden de straaljagers overdag oorverdovend over je hoofd heen en was het ‘s avonds een beetje eenzaam op weg naar de officiersmess tussen de verlaten hangars en toegedekte luchtdoelraketinstallaties.

Meeliften met een gevechtsvliegtuig was helaas voorbehouden aan Bekende Nederlanders. Voor gewone medewerkers zoals ik lag er wel eens een dagtripje naar België in het verschiet met een F27-transportvliegtuig. Ik had het geluk dat ik in mijn functie regelmatig op bezoek moest bij andere krijgsmachtdelen. Zo geraakte ik bij de marine een keer aan boord van een reddingshelikopter; een spectaculaire ervaring om een oefenvlucht over Texel en de Waddenzee mee te maken.

Toen ik bij de luchtmacht vertrok, bood ik mijn collega’s ten afscheid een vat bier aan. Dat was dusdanig ongebruikelijk dat er een geste terug volgde. Ik kreeg een tochtje aangeboden in een oud verkenningstoestel dat zowel met als zonder motor in de lucht kon blijven. Mijn liefde voor het vliegen bekoelde wel wat toen onderweg de propellor plotsklaps werd uitgezet en we zwevend steeds lager rondjes draaiden boven de watermassa van het Hollands Diep.

Later, toen ik bij ABN Amro werkte, vlogen we in de regel met lijndiensten. Incidenteel, als het echt niet anders kon, huurden we een toestel. Een groengeel logo op de staart van een eigen vliegtuig vond men een te groot reputatierisico. “Dus daar blijven onze centjes,” hoorde de Raad van Bestuur de spaarders al denken. Toch viel er ook hier wel eens iets te beleven. Soms charterden we een Boeing 747 voor een plezierreisje met vermogende relaties en de media. Zo is het me een keer gelukt in de cockpit van zo’n Jumbojet een landing mee te maken in Wenen, waar we later die dag Ajax de beker van de Champions League zagen veroveren.

Op onze gezamenlijke reizen met de KLM naar de VS ontdekten de toenmalige bestuursvoorzitter van de bank en ik dat we, behalve van Inspector Morse, ook allebei van Mahler en andere klassieke muziek hielden. ABN Amro sponsorde in die tijd niet alleen Ajax, maar ook het Chicago Symphony Orchestra, via een dochterbank in het Amerikaanse Middenwesten. Dus gingen we samen wel eens naar een concert daarvan toe in het monumentale muziekgebouw aan de South Michigan Avenue in Chicago, met in de verte uitzicht op het meer.

Waar bij de bank reizen nog een uitzondering was, daar volgde bij Philips de echte ‘take-off’ van mijn jongensdroom. Vliegen behoorde hier zozeer tot de orde van de dag dat je als topleidinggevende op gezette tijden medisch werd gekeurd op je algehele conditie en potientiële rugproblemen vanwege het lange zitten.

In het begin moest ik wennen aan mijn nieuwe rol van hoogste in rang, wereldwijd verantwoordelijk voor de communicatie van het concern. Overal, van Shanghai tot Sao Paulo en van Stockholm tot San Francisco, bleek ik landenteams te hebben die centraal uit ‘mijn’ miljoenenbudget werden betaald. Deze teams werden geacht de baaierd aan bedrijfsonderdelen binnen hun ambtsgebied tot een zekere gemeenschapszin te bewegen bij het doen van publieke uitingen. Aan mij de taak om hun inspanningen als een soort keurmeester te beoordelen én deze kracht bij te zetten door in gesprekken met lokale businesshoofden het belang hiervan te onderstrepen.

Enigszins tot mijn verbazing bevond ik mij minstens een maal per twee weken in een vliegtuig naar telkens een ander werelddeel. Aanvankelijk voelde het wel stoer. Er kan een zekere verslaving van uitgaan om in een air van voornaamheid met een rolkoffertje door het gangenstelsel van internationale luchthavens te sjokken en je bij alle maatschappijen als zakenreiziger te laten fêteren. Om met een chauffeur van deur tot deur te worden gereden. Om met je gesprekspartners in de sjiekste restaurants en de meest exclusieve country clubs te komen. Wat je afwezigheid op het thuisfront aanricht, is een tweede. Dat laat zich niet compenseren met een geurig cadeautje hier en een porceleinen KLM-huisje daar.

Geleefd als ik werd door een krap geplande agenda had ik vrijwel nooit tijd voor een toeristisch uitje. Bij het reizen voor ABN Amro kwam je nog wel eens ergens, maar ja, dat was dan ook een bank. Daar zat het joi-de-vivre meer in het bedrijfsmodel ingebakken. In mijn acht Philips-jaren heb ik, nadat er afspraken waren uitgevallen, alleen in Seoul een keer een stadsrondrit kunnen maken (niets aan) en in Beijing de Verboden Stad bezocht.

Je wordt ook zo apemoe van al dat gereis. Ik begrijp inmiddels waarom je op vliegvelden mensen soms uitgeteld op bankjes ziet liggen slapen. Zelf heb ik zo wel eens bijna een aansluiting gemist, in Kuala Lumpur, waar ik moest overstappen op weg van Mumbai naar Shanghai, en in Tokyo, onderweg van China naar de VS. Op een gegeven moment geeft het lichaam het op tegen de wisseling van tijdzones.

Naarmate ik langer bij Philips werkte en meer van het bedrijf ging begrijpen, nam de reikwijdte van mijn keurmeesterschap toe. Vaker en vaker zat ik in multidisciplinaire projectteams die met elkaar vergaderden op internationale knooppunten en vergezelde ik de Raad van Bestuur bij werkbezoeken aan buitenlandse onderdelen. Als de plaatselijke bedrijfsleiding kritisch aan de tand werd gevoeld, zat ik gewoon aan tafel om net als de anderen vragen te stellen. Dat hielp overigens mijn gezag als communicatiedirecteur zeer.

Anders dan ABN Amro had Philips wel een eigen vliegtuig. Een driemotorige Falcon van Dassault met ruimte voor maximaal veertien inzittenden, vier voorin, vier aan de eettafel in het midden en twee keer drie naast elkaar op de slaapbanken in de achterste cabine. Zoveel mensen gingen echter zelden tegelijk aan boord, alleen bij hele korte ritjes. Op de langere afstanden overdag vlogen we met maximaal zes tot acht passagiers. Bij nachtvluchten reisden we ten hoogste met zijn vieren omdat er niet meer bedden beschikbaar waren. De selectie van medereizigers was voorbehouden aan de bestuursvoorzitter, maar ik ben nooit van de passagierslijst geknikkerd.

Een eigen toestel is om verschillende redenen handig. Je kunt met een minimum aan formaliteiten op zelf gekozen momenten vertrekken en zonder overstappen naar de gewenste bestemming vliegen. Aan boord kun je ongestoord (samen)werken en in een opgemaakt bed stappen wanneer de tijd van slapen aanbreekt. Zo wordt het mogelijk om van Schiphol te vertrekken, een paar mensen op te halen in Eindhoven, en door te vliegen naar Las Vegas. Om van daaruit op één dag bezoeken af te leggen in San Diego, Los Angeles en Silicon Valley.

Het leven aan boord was comfortabel, maar sober. Geen dure wijn; de bestuursvoorzitter wilde graag het goede voorbeeld geven en verhalen over excessen voorkomen. Ondertussen maakte je met zijn allen het nodige mee. Zo heb ik er van anderen de fijne kneepjes geleerd van PowerPoint-presentaties maken. Maar het kan ook helpen zakelijk en persoonlijk een lang en goed gesprek te hebben met de CFO of met een andere collega, zoals de directeur strategie.

En het schept een band wanneer je in een ander werelddeel opstijgt en de gezagvoerder je verrast met de mededeling dat de boordcomputers het begeven hebben. Nee, we mogen niet terug, want dan moeten we met al onze brandstof voor een intercontinentale vlucht laag over stedelijk gebied heen. Eerst lozen boven water, dan naar een kleiner vliegveld verderop. De kist klappert en wiebelt vervaarlijk want er moet zonder automatische piloot ‘met de hand’ gevlogen worden, op de ouderwetse manier. Iedereen is stil, doodstil, en toch wel een beetje pips om de neus. Daar zit je dan in je luxe privétoestel. De bestuursvoorzitter tegenover je bladert afwezig in een Nederlands tijdschrift en scheurt iets uit. Hij schuift het je toe. Een bonnetje van de DELA. Je kijkt elkaar aan en hij knipoogt.

Onderweg met een eigen toestel doe je vliegvelden aan waar je normaal gesproken niet snel komt. Veel grote luchthavens accepteren liever geen privétoestellen, waardoor je moet uitwijken naar kleinere luchthavens in de buurt. Maar het kon bij lange-afstandsvluchten ook gebeuren dat we op vreemde plekken een tussenstop moesten maken om brandstof bij te tanken.

Als we vanuit Nederland naar de westkust van de VS vlogen, dan maakten we regelmatig een tussenlanding op een baantje in Iqualuit, een geïsoleerde kolonie van vijfduizend zielen op een landtong in het eerste stukje Canada na Groenland. Je ging steeds lager over een ijsplateau waar geen einde aan leek te komen totdat er ergens, godzijdank, opeens een stukje verlicht asfalt opdoemde. Vóór de landing gingen de jassen aan, want bij het open en dicht doen van de deuren sloeg een temperatuur van -35 graden Celsius naar binnen. Voordat we na het tanken verder vlogen kwam een eenzame Canadese douanier aan boord om een stempel in onze paspoorten te zetten.

Een hele tijd werden we gevlogen door piloten die in dienst waren van Philips. Stuk voor stuk golfliefhebbers die vooruit hun komst aankondigden bij de golfbanen in de buurt van onze vliegvelden. Leuke mensen, die je graag vertelden over hun vak en je lieten meekijken in de cockpit. Toen zij met pensioen gingen, kregen we piloten van een chartermaatschappij met wie er een stuk minder lol viel te beleven.

In stilte heb ik in mijn jaren aan boord van het Philips-vliegtuig een fotocollectie aangelegd van de vliegvelden waar ik ben geweest. Luchtfoto’s wel te verstaan, met knippen en plakken verzameld via Google Earth. Soms was het nog best zoeken om die vreemde bestemmingen te vinden op de satellietkaarten van Azië, Zuid-Amerika en de Verenigde Staten. Verre reizen maken doe ik niet meer, maar een enkele keer nog loop ik aan de hand van Google Street View virtueel door Hong Kong of Buenos Aires op zoek naar sporen van het verleden. Ook kan ik op mijn FlightRadar24-app (voor de liefhebbers zeer aan te bevelen) overal in de wereld vliegtuigen in real-time op hun routes volgen.

Triest? Misschien, misschien niet. Ik ben de enige niet die zijn herinneringen koestert. Je moest eens weten hoeveel kersverse leden van de Raad van Bestuur me in al mijn jaren in het bedrijfsleven hebben gevraagd om een kleurenprint van het persbericht over hun benoeming, vergezeld van een paar originele krantenknipsels. “Voor mijn vrouw,” zeiden ze dan, enigszins bedremmeld. “Voor het plakboek.”

We zijn allemaal net mensen. Reken maar dat er meer zijn zoals ik die wel eens terugbladeren door de kiekjes van andere tijden en het hart sneller voelen kloppen wanneer de ervaringen van weleer naar boven komen.

Reageren